Overwegingen van dit jaar

terug naar: aandachtig & nieuwsgierig En hier vind je:
Overwegingen 2012 - Overwegingen 2011 - Overwegingen 2010 - Overwegingen 2009
Overwegingen 2008 - Overwegingen 2007 - Overwegingen 2006 - Overwegingen 2005

Wil je kennismaken oude overwegingen van mij of mijn collega's bij De Duif, klik dan op Overwegingen basisgemeente De Duif, en kijk bij de index van De Duif onder Informatie bij 'voorgangers'.
Lees ook het mooie artikel over de Duif in Volzin, januari 2013.



Diana Vernooij, Farida van Bommel-Pattisahusiwa, Anne-Marie Zaat

Overwegingen van het jaar 2013

terug naar: aandachtig & nieuwsgierig


8 december 2013: Heb vertrouwen en houd goede moed
Diana Vernooij ging voor in De Duif.

Openingsgebed 1Petrus 1: 13

Laat uw geest voortdurend paraat zijn,
wees waakzaam en vestig al uw hoop op de genade
die u ontvangen zult wanneer Jezus Christus zich openbaart.

Eerste lezing, woorden van de Boeddha

De gedachte manifesteert zich in het woord,
het woord manifesteert zich in de daad,
de daad ontwikkelt zich tot een gewoonte,
en de gewoonte verhardt zich tot een karakter.

Sla dus acht op de gedachte en waar ze u brengt,
en laat haar voortkomen uit liefde
ontstaan uit mededogen met alle wezens.
Zoals de schaduw het lichaam volgt,
zo worden wij wat we denken.
Alles wat een begin heeft,
heeft ook een einde.
Sluit daar vrede mee en alles komt goed.
Timmerlieden vormen het hout;
pijlenmakers maken pijlen;
de wijze vormt zichzelf.

Tweede lezing 1Kor 13: 4-13

De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde

Derde lezing van Emaho

"Heb genoeg vertrouwen en houd het lang genoeg bij je totdat het je verwarring breekt en je onwetendheid verbrijzelt. Heb genoeg vertrouwen dat het leven goed is, dat het leven geen lijden is. Heb genoeg vertrouwen dat er goedheid is achter alle vreselijke dingen die gebeuren in de wereld. Heb genoeg vertrouwen dat leven het overstromen van je hart zal waarnemen en dat genade je leven binnenwandelt. Want dat is waar vertrouwen goed voor is: om ons te helpen totdat we het niet meer nodig hebben.”

Overweging

Rui postte op Facebook deze week een link naar een artikel. Daarin staat: de belangrijkste vraag die je jezelf kunt stellen is niet wat je van het leven wil. Iedereen wil gelukkig worden en rijk – dat zegt niks. Nee, de belangrijkste vraag is: welke pijn wil je lijden? Waarvoor ben je bereid om pijn te lijden? Iedere sporter weet hoeveel discipline en pijn en opofferingen het kost om ergens erg goed in te worden. Iedereen met een grote liefde weet hoeveel je moet verstouwen om die grote liefde waar te maken. En ieder die een eigen bedrijf is begonnen weet dat het dromen van een bedrijf voorbij is, het ervan wakker liggen is begonnen.

Zo, die kwam binnen Rui, welke pijn willen we lijden om een verwachting, een droom waar te maken? We verwachten iets van ons leven, we willen iets. Ik koop deze maand toch weer een staatslot omdat ik verwacht, tegen beter weten in, dat geld me geluk brengt. We willen vertrouwen dat het goed komt met ons leven, dat het fijn zal verlopen, dat ons niets naars zal overkomen, dat als wij maar positief denken ons goede dingen zullen overkomen. Dat soort vertrouwen is naďef, het is oogklepvertrouwen.

Het is een mechanisme: je denkt dat als je die partner krijgt, die baan, dat huis, die auto – dat je dan gelukkig zult zijn. Dat is ook zo, kortstondig. Dringt het ooit echt tot ons door hoe kortstondig dat geluk maar is? Dat je al snel uitziet naar iets beters, iets groters. Dat je je huis altijd vergelijkt met die van mensen die net iets mooiers hebben. Dat je jaloers bent op dat leuke stel verderop en je je partner wil veranderen, opdat hij of zij meer begrijpt, leuker wordt, interessanter? Eigenlijk kennen we dat mechanisme best, maar willen we het niet echt weten – omdat we dan een bepaald soort hoop moeten opgeven, de hoop dat ooit iets of iemand ons volledig gelukkig maakt, voor nu tot in de eeuwigheid. Het leven accepteren als iets dat uiteindelijk nooit blijvend bevredigt, dat is een hele lastige. Zitten we thuis op de bank met alles dat we hebben weten te veroveren en vervelen we ons voor ons breedbeeld smart HD tv? Vervulling krijg je pas in het leven als je accepteert dat je voor je echte wensen in het leven andere wensen moet opgeven en dat is pijnlijk.

Vertrouwen in het leven is dus niet wegdoezelen in gelukzalige dromen. Daar raak je alleen maar gefrustreerd van. Je wilt iets krijgen zonder de consequenties te accepteren. Nou, zo werkt het dus niet in het leven.
Als je iets verwacht van het leven, dat wat de moeite waard is om voor te leven, of om voor te sterven – om Nelson Mandela te citeren – dan gaat het niet over naďviteit en gelukzalige momenten. Grootse dingen vragen je om er veel voor over te hebben, om bereid te zijn om pijn te lijden, om ongemak te trotseren, om je ego opzij te zetten. Om er helemaal voor te gaan.
Soms wordt het spiritueel genoemd, dat als je maar positief denkt je alleen maar goede dingen zullen overkomen – maar dat soort spiritualiteit is een dwaalspoor. Uiteindelijk verbergen we ons ermee voor de moeilijke momenten die het leven voor iedereen in petto heeft: verlies, verval, pijn. We zouden dat maar wat graag willen bezweren met een beetje new-age geloof of een staatslot of een God die ons beloont met een wonder.

Spirituele hoop en vertrouwen gaan over iets anders, dan geld en gezondheid en geluk. Het gaat niet om een God die ons harde werken beloont. Ik heb voor vandaag een paar teksten uitgekozen om te onderzoeken waar hoop en vertrouwen dan om gaan in ons geloof. En ik zie meteen dat soms de woorden van onze religie tussen ons en ons geloof in staan. Zo is de tekst van Petrus die we aan het begin van deze viering lazen niet een die mij direct inspireert. “Laat uw geest voortdurend paraat zijn, wees waakzaam en vestig al uw hoop op de genade die u ontvangen zult wanneer Jezus Christus zich openbaart.”
Als ik dat lees dan springt niet meteen mijn hart op, dan vallen er eerder wat deuren in het slot. Ik moet ik er doorheen lezen. Wat staat er nu eigenlijk in gewone mensentaal? De hoop staat centraal, de hoop op de genade. En de genade komt als mijn geest paraat is en de geest van Jezus zich openbaart. Mmmm. Laten we dit eens uitpluizen.

Wat is het verschil tussen hoop en vertrouwen? Vertrouwen kun je op iets waarvan je weet dat het bestaat, maar nu even niet aanwezig is – zoals de overtuiging dat het leven uiteindelijk goed is, ondanks alle ellende. Hopen doe je op iets dat er nog niet is, zoals het Koninkrijk Gods, een diep inzicht, iets waarvan we nog amper benul hebben.
Petrus spreekt ons dus aan op een moment dat vertrouwen nog niet mogelijk is, we weten nog amper waar het over gaat. “Genade”, kennen we dat? Genade herken ik als een inzicht dat mij toevalt, helderheid, weten wat belangrijk is en goed. Dat is genade. Niet de conclusie van een redenering maar een besef van de waarheid, contact met liefde. Soms valt ons dat ineens toe. En omdat we het niet in de hand hebben zijn we vergeten wat genade is. Genade is als ik me, tijdens het piekeren ’s nachts, ineens geborgen voel en besef dat het wel goed zal komen. Genade is het als je dat hele kleine kunt zien dat liefde heeft – te midden van pijn en verdriet. We kunnen op genade vertrouwen zegt Petrus, als we maar paraat zijn. Jezus Christus staat daar voor garant, die heeft vol geleefd vanuit de genade.

De brief van Paulus aan de Corinthiërs spreekt over hoop, geloof en liefde. Vooral de liefde komt aan bod, die is de grootste van de drie, zegt Paulus. De liefde is geduldig en vol goedheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. Jan zei vorige week: liefde is de uiteindelijke waarheid. Jezus heeft het ons geopenbaard, het onverwoestbaar geloof in de liefde als basis van het leven. Liefde voor het kwetsbare leven, voor de gebrokenheid van het bestaan, liefde voor alles wat mensen aan kwaliteiten in zich hebben en wat er niet uitkomt. Die liefde is het waard om op te vertrouwen.
Maar de gewone mensenliefde kan wel wat hulp gebruiken. De liefde heeft hoop en geloof nodig om het gewone leven en alle ellende te verdragen. De liefde, zegt Paulus, verdraagt alles juist omdat ze hoopt en vertrouwt op het Koninkrijk Gods, ergens als in een wazige spiegel heeft ze er weet van.

Emaho, een Amerikaanse sjamaan, die ik twee weken geleden ontmoette, zegt het zo: “Heb genoeg vertrouwen dat er goedheid is achter alle vreselijke dingen die gebeuren in het leven. Heb genoeg vertrouwen totdat genade je leven binnenwandelt. Want dat is waar vertrouwen goed voor is: om ons te helpen totdat onze onwetendheid is verbrijzeld.”
Vertrouwen helpt ons dus om de vreselijkste dingen vol te houden totdat we het echt zien: dat het leven goed is, uiteindelijk ten diepste goed. Om dat te kunnen zien en ervaren – totdat je dat helemaal ziet, totdat je het Koninkrijk van God ziet – daar heb je hoop en vertrouwen voor nodig.
Ik moest bij het maken van deze overweging steeds aan Ton denken, die in het Groene Licht van vorige keer schreef dat hij niet naar de Duif komt voor God: hij kan niet in God geloven want er is zoveel onterechte ellende. Er is ook ellende, ja. Laten we niet hopen op een wonder, op gezondheid, op rijkdom. Laten we beseffen dat het bestaan gebroken is, van pijn, verval en verlies doordesemd. Terwijl we dromen van een leven zonder pijn, van een leven dat de moeite waard is, van een Koninkrijk Gods op aarde zullen wij ons ermee moeten verzoenen dat het leven niet zonder pijn is. Maar hoop doet leven, laat die hoop niet varen. Onze hoop op het Koninkrijk Gods roept een vertrouwen in ons hart dat alle tranen zullen worden gewist, nu hier of ooit ergens.

Moeten we dan stil vertrouwen en hopen op goedheid en ondertussen werkeloos afwachten of genade binnenloopt in ons leven? Nee, zo werkt het niet. Door te vertrouwen werken we ondertussen aan onszelf, de wijze vormt zichzelf, zegt de Boeddha in de eerste lezing. Hier ligt onze opdracht en onze religieuze roeping. Om terug te keren naar Rui’s artikel: hiervoor ben ik bereid om pijn te lijden.
Wij worden wat wij denken. Besef wat je cynische gedachten zijn, je boze gedachten, je hebzuchtige. Sluit je denken aan op een zuivere intentie, intentie gericht op liefde. Zuivere intentie is belangrijker dan iets bereiken in het leven, dan geld en goed. Wees eerlijk over je intenties, laat je geest voortdurend paraat zijn, zegt Petrus; sla acht op iedere gedachte zegt de Boeddha; en heb genoeg vertrouwen totdat je verwarring breekt en je onwetendheid is verbrijzeld.
Ons resten geloof, hoop en liefde, zegt Paulus. Ik vertaal het zo: het grootste is de wijsheid van een vertrouwend hart.


6 oktober 2013: Draag de weg van God in je hart
Diana Vernooij ging voor in De Duif.

Eerste lezing uit Psalm 37

Erger je niet aan slechte mensen,
wees niet jaloers op wie kwaad doen,
zij verdorren snel als gras,
zij verwelken als het jonge groen.

Leg je leven in de handen van de EEUWIGE,
vertrouw op hem, hij zal dit voor je doen:
het recht zal dagen als het morgenlicht,
de gerechtigheid stralen als de middagzon.

Ooit was ik jong, nu ben ik oud,
en nooit zag ik dat een rechtvaardige werd verlaten,
nooit zag ik zijn kinderen zoeken naar brood;
hij is vol mededogen en leent uit, elke dag,
voor zijn kinderen is hij een zegen.

Mijd het kwade en doe het goede,
en je zult voor eeuwig wonen in het land,
want de EEUWIGE heeft gerechtigheid lief,
wie hem trouw zijn, verlaat hij niet.

De mond van de rechtvaardige spreekt wijsheid,
zijn tong spreekt gerechtigheid,
hij draagt de wet van God in zijn hart
en zijn voeten struikelen niet.

Tweede lezing van Chökyi Lodrö

Hoe harder je werkt om je problemen op te lossen, hoe groter ze worden.
De overtuiging dat er vrienden en vijanden zijn wordt sterker en sterker, en de oorzaken die leiden naar negatieve emoties stapelen zich op.
Streef naar het ware inzicht, en wanneer je dit inzicht kunt verwezenlijken in al je denken, spreken en handelen, ontdek je het grootse ontwaken, het pad naar bevrijding. En als je sterft, zal je nergens spijt van hebben.
Op dit moment en in alle momenten die nog komen, bewandel je het pad van altijd groeiende vreugde.

Derde lezing: Lucas 17: 1-10

De apostelen zeiden tegen Jezus: ‘Geef ons meer geloof!’ Jezus zei: ‘Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.
Als iemand van jullie een knecht zou hebben die ploegt of de kudden weidt, dan zal hij, wanneer die thuiskomt van het land, toch niet tegen hem zeggen: “Ga maar meteen aan tafel”? Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: “Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en drinken”? Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen? Hetzelfde geldt voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.”’

Overweging

Afgelopen weken voerde ik een aantal slecht nieuwsgesprekken op mijn werk. Als manager moest ik vanwege bezuini¬gingen een aantal mensen ontslaan en we hebben gesprekken over de afronding van hun werk. De echtgenoot van een van hen komt mee. Van het begin tot het eind van al onze gesprekken is hij boos en verwijtend en vol achterdocht en cynisch. Het was duidelijk dat hij zich aan alles wat ik zei ergerde en mij als een slecht mens beschouwde, zo’n ongevoelige manager die geld verdient aan het ontslaan van anderen.

Ergernis kan een mens knap in de greep houden. Jaloezie op wie het zo oneerlijke voor de wind gaat, ergernis aan mensen die slechte dingen doen en daar profijt van lijken te hebben. Het is sterk en lijkt ook een soort van kracht te geven – maar je schiet er zo weinig mee op.
Concentreer je op het goede, zegt psalm 37, we weten immers wat goed is en wat slecht en dat is voldoende. Wie het goede doet, wordt niet verlaten. “Ooit was ik jong, nu ben ik oud en nooit zag ik dat een rechtvaardige werd verlaten” is een zin van grote weemoed en tegelijk van grote wijsheid. Dit is de stem van iemand die veel heeft gezien, het kwade en het goede, die zich heeft geërgerd en die inzicht heeft gekregen. Hij zag dat het de wijsheid is die je helpt om je ongeduld en ergernis te overwinnen. In je jeugd wil je nog wel eens ongeduldig en geërgerd zijn over het geluk of gemak van een onrechtvaardige. Je verlangt naar het geluk dat slechte mensen ten deel valt.
Maar als je ouder bent zie je dat anders, dan ken je een ander soort geluk dan het geluk van slechte mensen. Hun geld en goed, hun macht zal verdorren als gras. Want er is iets dat niet verdort als gras, iets dat als het morgenlicht zal dagen, als de middagzon zal stralen. De ongerechten, degenen met een slecht geweten, zij kennen iets níet wat de gerechte wél kent. De psalm noemt het: “Zij kennen het land niet”, ze reizen rond in dit leven zonder doel, zonder plek waar ze kunnen aarden en wonen. Wat ze verwerven is kwetsbaar als het jonge groen, het verdort als gras. Alleen de rechtvaardige leeft eeuwig in het land, want, en hier draait het om: hij leeft met wijsheid. Hij draagt God in zijn hart. Hij heeft geen rijkdom en macht nodig. Wie de weg van God in zijn hart draagt: zijn voeten struikelen niet, zijn mond spreekt wijsheid en gerechtigheid.

Terug naar mijn ervaringen deze weken. Toen ik door de echtgenoot van mijn medewerkster zo werd beschuldigd, zat ík ook over de rand van de ergernis. Ik toonde het niet, of althans ik deed mijn best – en gelukkig had ik daar genoeg discipline voor. Maar het duurde even voordat mijn ergernis voor zijn agressie kon wegsmelten.

De tekst van Lodrö geeft een invalshoek om te kijken naar wat die ergernis doet wegsmelten. Hier staat dat het ‘t ware inzicht is, dat ergernis doet wegsmelten. Er is een pad van bevrijding, een pad van altijd groeiende vreugde. Dat pad ontdek je als je het ware inzicht verwezenlijkt. Niet zo maar een of andere analyse of gedachte of mening, nee een waar inzicht – waarvan je weet: dit klopt, zo zit het in elkaar.

Toen ik de woede kon zien van de man die voor mij zat, zijn onvermogen, zijn pijn en angst, toen verdween mijn ergernis. Ik voelde mee wat voor ramp het was dat hun gezin trof. En daardoor was ik vrij, vrij om de grenzen te stellen van het gesprek (er zijn ten slotte wel grenzen aan de woede die iemand mag uiten) en tegelijk kon ik begrip tonen voor hun situatie en meedenken. Ik hoefde het niet meer persoonlijk te nemen.

Inzicht geeft vrijheid dus. Als je probeert inzicht te krijgen in de motieven en achtergronden van hoe mensen handelen en zich gedragen, kun je dus iets doen wat zonder inzicht echt niet gaat. Met inzicht hoef je niet beledigd en gepikeerd te zijn of je eigen situatie uit te leggen. Je bent vrij om in elke situatie er iets goeds van te maken.

Lodro zegt letterlijk: “Streef naar het ware inzicht, en wanneer je dit inzicht kunt verwezenlijken in al je denken, spreken en handelen, ontdek je het pad naar bevrijding.” Ik vind dat een mooie uitdrukking: verwezenlijken van inzicht. Dat gaat veel verder dan het “verwerven” van inzicht. Met verwerven maak je je iets eigen. Als je inzicht verwerft zie je iets in, je snapt hoe het komt dat mensen zo handelen. Verwezenlijken gaat verder, je denken en spreken en handelen laten zien dat je inzicht hebt verworven. Het geeft het inzicht een bestaan buiten jou. Je verwezenlijkt inzicht als je het in praktijk brengt. Je handelen kan spreken van je inzicht, je kunt wijs handelen. Dan kan een ander niet zozeer horen, maar vooral ook voelen en beleven wat jouw inzicht is. En jij, jij kunt iets geven.

“Geef ons meer geloof”, zeggen de apostelen, ze willen meer geloof, meer inzicht. Ze denken dat hun geloof niet sterk genoeg is om iets te kunnen betekenen in de wereld. Maar Jezus zegt dat het geloof en inzicht dat ze hebben meer dan genoeg is. Zelfs met het geloof van een mosterdzaadje kunnen ze al wonderen verrichten. Hij schetst een mooi beeld van een zoete moerbeiboom die gehoorzaamt en zichzelf in de zoute zee plant – dat zou je zelfs kunnen bewerkstelligen met maar een tikje geloof. Uit de zoute zee kan een zoete vrucht voortkomen. Je hebt niet veel inzicht nodig, ieder beetje is genoeg.
En Jezus gaat in de tekst nog verder. Hij komt met het voor ons wat vreemde en feodale voorbeeld van een heer die zijn knecht niet hoeft te bedanken voor het werk dat hij hoort te doen. Ik begrijp deze gelijkenis van Jezus zo: De leerlingen hoeven niet beloond te worden met meer geloof, voor wat ze doen. Ze moeten gewoon hun werk doen – niet zeuren, aan de slag, ze zijn al beloond! Doe wat je moet doen, dat beetje inzicht dat je hebt is meer dan genoeg om het goede te doen. Aarzel niet langer, wacht niet op betere tijden, handel!

De rode draad door deze drie totaal verschillende verhalen is het besef dat ieder beetje inzicht, ieder beetje geloof, voldoende is om elke dag, stap voor stap, te doen wat we op ons pad vinden om te doen. Onze voeten struikelen niet als we deze wet, deze weg van God in ons hart dragen. En die wet is: streef naar inzicht en ieder beetje is voldoende.
Het lijkt misschien lastig om met onze beperkte vermogens en kwaliteiten wonderen te verrichten. We zouden, net als de leerlingen, graag eerst een sterke overtuiging hebben, geen twijfels meer, een rots om op te bouwen, zekerheid, voordat we ons vrij voelen om het leven te leiden dat we leiden.
Maar geloven is juist beseffen dat het leven geen trap is naar steeds meer zekerheid en identiteit. Zo ben je gezond en zo ben je ziek. Zo heb je werk en zo ben je het kwijt. Zo ben je een manager die iemand ontslaat en zo word je zelf ontslagen. Er is niet iets waar je blijvend recht op hebt, niets wat voorgoed verworven is en waar je zeker van kunt zijn, geen leed waar je boven staat.

Alles verandert voortdurend, alles ontwikkelt zich, ontstaat, vergaat. Dat is angstwekkend maar ook geruststellend. Want als je uit dat besef durft te leven, dan kun je het onmogelijke bewerkstelligen: te leven in vrede te midden van alle tumult en kwaad. Te leven met het besef dat jouw geloof, jouw verlangen naar inzicht je zoet uit zout kunt halen.

Soms kom je er achter dat het je eigen ergernis is, die maakt dat je de ander als een slecht mens ziet. Ik weet niet of die echtgenoot van mijn medewerkster ooit anders tegen mij aan zal kijken, ik weet niet hoe lang hij in de boosheid en het verwijt blijft staan en ik in zijn ogen een slecht mens ben. Ik begrijp het omdat hun leven op de kop is gezet en ik degene ben die het slechte nieuws brengt.
Mooi is het verhaal van een van de andere medewerkers die ik moest ontslaan. Ze kwam naar mij toe nadat de eerste schok voorbij was. Ze ging in gesprek. Ze vroeg me waarom zíj het was, ze wilde weten hoe dat zat met alles wat ik eerder had gezegd over haar, en ze luisterde naar me en wilde óók een referentiebrief van me. Zo stel ik me de rechtvaardige voor, waar Psalm 37 het over heeft. Iemand die de confrontatie aangaat, die wil weten hoe het zit, die voor inzicht en gerechtigheid gaat en die ook boven het gevecht kan uitstijgen op de toekomst gericht.
Dat vind ik knap en ik neem er een voorbeeld aan. Amen.


11 augustus 2013: Pech onderweg, in de zomerserie: Uw reisgids deze zomer.
Diana Vernooij ging voor in De Duif.

Eerste lezing: Exodus 17: 1-7
Vanuit de woestijn van Sin trok het hele volk van Israël verder, van de ene pleisterplaats naar de andere, volgens de aan¬wijzingen van de EEUWIGE. Toen ze hun tenten opsloegen in Refidim, bleek daar geen water te zijn om te drinken. Ze maakten Mozes verwijten. ‘Geef ons te drinken, geef ons water!’ zeiden ze. Mozes zei: ‘Waarom maakt u mij verwijten? Waarom stelt u de EEUWIGE op de proef?’ Maar omdat het volk daar hevige dorst leed, bleef het klagen. ‘Waarom hebt u ons uit Egypte weggevoerd?’ zeiden ze tegen Mozes. ‘Om ons van dorst te laten sterven, met onze kinderen en ons vee?’ Mozes riep luid de EEUWIGE aan. ‘Wat moet ik met dit volk beginnen?’ vroeg hij. ‘Er hoeft niet veel meer te gebeuren of ze stenigen mij!’ De EEUWIGE antwoordde Mozes: ‘Ga samen met een aantal van de oudsten van Israël voor het volk uit. Neem de staf waarmee je op de Nijl hebt geslagen in je hand en ga op weg. Ik zal je opwachten op de rots bij de Horeb. Als je op de rots slaat, zal er water uit stromen, zodat het volk te drinken heeft.’ Mozes deed dit, in het bijzijn van de oudsten van Israël. Hij noemde die plaats Massa en Meriba, omdat de Israëlieten Mozes daar verwijten hadden gemaakt en omdat ze daar de EEUWIGE op de proef hadden gesteld door te vragen: ‘Is de EEUWIGE nu in ons midden of niet?’.

Tweede lezing naar een oud verhaal
Een oude man en zijn zoon leefden op een kleine boerderij. Ze bezaten slechts één paard waarmee ze elke dag op het veld werkten. Op een keer liep het paard weg. De dorpsbewoners kwamen bij de oude man en zeiden: ‘Wat erg, wat een pech!’ Deze antwoordde: ‘Ja, het kan verkeren’. Het paard kwam na enige tijd terug, samen met een kudde wilde paarden. De dorpsbewoners kwamen weer langs en zeiden: ‘Wat heb jij een geluk!’ De oude man zei: ‘Tja, het kan verkeren.’ In de dagen daarna probeerde de zoon de nieuwe paarden af te richten. Daarbij viel hij van de rug van een van de dieren, brak zijn been en werd mank. De oude man moest nu alleen op het veld werken. De dorpsbewoners zeiden: ‘Ach en wee, wat een pech toch!’ Hij antwoordde opnieuw: ‘Het kan verkeren’. Toen er oorlog uitbrak werden alle jonge mannen uit het dorp opgeroepen. De zoon mocht thuis blijven vanwege zijn manke been.

Inleiding

Goede morgen lieve mensen, hartelijke welkom allemaal bij deze zomerviering waarin Marian van der Meer, Bert van der Meer en ik voorgaan. Met de themaserie “Uw reisgids deze zomer” nemen we u een beetje mee op vakantie, of u nu weg gaat of niet. Waar je ook bent, je neemt jezelf altijd mee. En wat je meemaakt in den vreemde is een vergrootglas van wat je thuis ook meemaken kan. De afgelopen twee zondagen zijn we al over alle grenzen heengegaan en hebben we ook al onze bestemming bereikt. Dat zit dus al snor. Vandaag ontdekken we iets dat iedereen wel eens meemaakt die de deur uitgaat, en dus ook wie niet op vakantie gaat: pech onderweg.

De leukste vakantieverhalen zijn de pechverhalen – en wat er daarna gebeurde. En dan heb ik het over de wat onschuldige pechverhalen, niet over de catastrofes, de ernstige ongevallen. Je fietst ergens heen, vol goede moed en met verwachtingen, maar wat gebeurt: lekke band in de middle of nowhere. Of zoals mij eens overkwam met een volgepakte fiets de heuvel opwaarts in een dunbevolkt deel van Engeland: de trapper brak af. Daar sta je dan, genoeg kabels en spaken als reserve meegenomen, genoeg gereedschap – maar geen reservetrapper, en ook in de verste verte geen fietsenmaker, wat te doen?
We gaan het hebben over dit soort kleine pech, over pech die achteraf tot een mooi verhaal leidt om op verjaardagen te vertellen, maar waar je wel even van ondersteboven bent. Pech die leidt tot een bak vol chagrijn of tot een vrolijk avontuur – net wat je er zelf van weet te maken.

Vandaag nog weer een zondag zonder koor. Over twee weken dan beginnen we weer als koor. Daarom roep ik u allen op te zingen alsof Henk u staat aan te vuren – lekker er tegenaan gaan samen met de cd’s van het Duifkoor en van een gelegenheidskoor. En we luisteren naar pianomuziek van Bert van der Meer.
Marian en ik wensen ons allen een goede viering.

Overweging

“Zoek uit waar je bang voor bent en ga daar heen op vakantie” las ik gisteren in Trouw in een kort verhaal. Wat een prachtige maar ook rare opdracht. “Zoek uit waar je bang voor bent en ga daar heen op vakantie” Op vakantie gaan naar waar je bang voor bent? Je wil toch op vakantie om uit te rusten, om te genieten, om bij te tanken?
Maar een vakantie die helemaal loopt zoals je hem hebt gepland is oersaai. “All inclusive betekent zorgeloos genieten” adverteert reisorganisatie Neckermann. Nou, wat mij betreft is dat hooguit drie dagen leuk en daarna wil ik wel weer eens wat beleven. En dat betekent dat je uit je comfortzone moet stappen, weg bij alles wat al voor je uitgestippeld is. Je moet je eigen weg zoeken, zelf iets gaan ondernemen, ontsnappen aan de reisleider.

Als je mensen vraagt naar hun leukste vakantieavonturen krijg je al snel een pechverhaal te horen. Pech leidt blijkbaar tot prachtige ontmoetingen of tot onverwachte wendingen in voorgeprogrammeerde vakanties, in ieder geval tot mooie avonturen.
Ieder avontuur heeft een gevaarlijk kant, ook bij pech. Pech maakt je kwetsbaar, in eerste instantie ben je slachtoffer van omstandigheden. Je zult maar al je koffers kwijt zijn bij aankomst op het vliegveld van bestemming. Of het gereserveerde hotel blijkt niet meer te bestaan. Of je tent stort in door een waterhoos. Je weet het even helemaal niet meer.
De kunst is dan alert te zijn om uit je positie van slachtoffer te komen. Je moet je kansen grijpen om jezelf tot een avonturier te transformeren en al je vindingrijkheid in te zetten om er iets moois van te maken.
In ieder geval is pech onderweg altijd een beproeving. Je kunt er wat van maken of je kunt je terugtrekken in klagen. Ga je naar huis als je bent weggeregend in je tent of vraag je een boer of je in zijn schuur mag slapen en ga je drie dagen boeken lezen in het hooi tot het weer mooi weer is?

Je reserves groeien als je leert omgaan met pech. Je wordt een oude taaie die zich niet zo snel meer zich van haar stuk laat brengen. In mooie termen: je gelijkmoedigheid neemt toe en je bent in staat om het lot zijn beloop te laten hebben en er mee te spelen.
Kijk maar naar het verhaal van de boer: telkens als het noodlot toeslaat verandert het hele perspectief van zijn leven. Grote pech en groot geluk wisselen elkaar af. En hij kan er met gelijkmoedigheid op reageren, hij raakt niet overstuur zoals iedereen om hem heen. Dus de kunst is: kun je elk onderdeel verwelkomen, ook die wendingen van het lot die ronduit pech lijken?

Als je dan wat geoefend hebt met pech onderweg op vakantie, kan het je helpen als het voor het eggie gaat in het leven, als er verdriet, ziekte en pijn aan je deur kloppen.
Je hebt al wat geproefd aan de kunst van vrolijk verkeren met ellende. Dan kan een pijnlijke situatie je nieuwe ervaringen brengen, nieuwe manieren van omgang met het leven. Mensen kunnen door de ergste situaties ten positieve veranderen, van een streng persoon wordt iemand een zacht mens – ondanks en soms dankzij de ellende. Zo kan het lot een “blessing in disguise” worden, een geluk bij een ongeluk, een zegen in vermomming. Wat zich eerst als een ramp aandient blijkt een zegen te bevatten.

Misschien zit er ook wel een dergelijke boodschap in het verhaal van Exodus, dat verhaal van de Joden en Mozes bij Massa en Meriba, wat verzoeking en verbittering betekent.
Het verhaal gaat dat de joden uit Egypte wegtrokken, terug naar het land van hun voorouders, dwars door de woestijn. Hun tocht duurde 40 jaar, dat is ook te voet wel erg lang om een woestijn door te trekken. Veertig jaar zoektocht en veertig jaar lang pech. Het is een stuurloos volk dat mijn wegen niet wil kennen – zegt God erover, het lijkt erop dat hij ze langdurig op de proef stelt. Drie keer in hetzelfde hoofdstuk komt het volk tegen Mozes in opstand omdat ze honger hebben en dorst. En God zendt uiteindelijk kwartels en manna en water.
Het belangrijkste nieuws van dit verhaal is toch dat God bij een ellendig volk blijft, ook al wil dat niets leren. 40 jaar lang kan het de weg naar het beloofde land niet vinden. Steeds weer dwaalt het af, totdat het toch heeft leren vertrouwen, althans een beetje vertrouwen dan.

Zo gaat het ook vaak met ons, wij dolen rond en kunnen onze weg niet vinden. Dat vermogen in ons, wat je Heilige Geest kunt noemen, of Boeddhanatuur, zelfs als we het gewoonweg intuďtie en oordeelsvermogen noemen: dat vermogen is er altijd en dat zal er ook altijd blijven, of wij er nu op vertrouwen of niet. Maar als we er weinig gebruik van maken dan verschrompelt dat vermogen. De krachtige en tedere stem in ons hart moet gevoed blijven worden. Wij zijn zo gewend onze innerlijke richtingwijzers te negeren door ons toevlucht te nemen tot houvasten als reisschema’s en all-inclusive vakanties en all-inclusive relaties. En als we dan eens avontuurlijk gaan doen, een backpackersreis naar Jemen bijvoorbeeld, dan realiseren we ons niet dat dat echt gevaarlijk is.

Wij zijn als de dorpsgenoten van de boer uit het verhaal. Wij willen dat ons noodlot zich ten goede keert. Het volk van Israël gelooft pas in God als er voorspoed is, als er weer Manna is en water. Wij reduceren God tot wondermachine, ipv dat wij vrede vinden in het besef dat voorspoed en tegenspoed zich altijd zullen afwisselen. Als we dat konden accepteren dan wisten we ook dat ons lot wordt verzacht als we vanuit overgave en liefde leven. Was de boer in paniek zijn paard gaan zoeken, dan was er vast een ander ongeluk bovenop gekomen. Had de zoon de wilde paarden niet getemd, dan was hij niet mank geworden maar had weer de oorlog in moeten gaan. Enzovoort. Hoe rolt de dobbelsteen in ons leven? Weten wij nog wat we vervloekten toen het gebeurde en waar we achteraf dankbaar om mogen zijn? Of nu: welke speling van het noodlot kunnen wij nú niet accepteren, waar we misschien wat lankmoediger in zouden moeten zijn?

Je reactie op wat je meemaakt beďnvloedt je lot. Je versterkt je noodlot als je ertegen vecht. Maak je er niet zo’n punt van, dan kan het ook weer voorbijgaan. Daarom is het zo belangrijk om te oefenen met pech en te oefenen in gelijkmoedigheid, op vakantie en gewoon met de kleine dingen die je overkomen in het leven.
Mijn therapeute zei ooit tegen mij toen ik haar vroeg of het ooit goed zou komen: “Ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat alles zal gebeuren waar je bang voor bent. Het goede nieuws is dat je het, als je zachtmoedig blijft, niet zo erg meer zult vinden.”
“Zoek uit waar je bang voor bent en ga daar heen op vakantie”, het is nog niet zo’n gek advies. Ga speels om met waar je bang voor bent – ga erop af met dezelfde openheid die je hebt voor je vakantiebestemming: niet zo bloedserieus maar met een dosis nieuwsgierigheid. Vertrouw erop dat je je weg zult vinden zonder je vast te klampen aan je zekerheden. De krachtige en tedere stem in je hart wijst je de weg. Die kan onderscheiden tussen zielig zijn en kwetsbaar, tussen moed en overmoed.

Wat deden mijn vriendin en ik, toen haar trapper afbrak? Wij lieten ons de heuvel weer afrollen en stepten en duwden ons een weg naar een plaatsje waar we al vragend werden verwezen naar de plaatselijke hippie en fietsfanaat. Hij ontving ons vriendelijk, trakteerde ons op prachtige verhalen en een kopje thee en hij leende ons een trapper uit, tot de eerstvolgende fietsen¬maker (thuis in Nederland).
Als je de pech in het gewone leven in een vakantiestemming tegemoet kunt treden, zullen er richtingwijzers te zien zijn, die je de weg wijzen. En dan kun je smeken en huilen, of bitter en agressief worden, zoals het volk van Israël. Maar je kunt het beste gelijkmoedig dat doen wat je te doen staat: je ellende vrolijk tegemoet treden en er naar op vakantie gaan.
Dat vermogen, om op vakantie te gaan naar waar je bang voor bent, is misschien wel ons belangrijkste kompas om te ontwikkelen.

Amen


16 juni 2013 - Zondares of bandiet: Hier ben ik
Diana Vernooij ging voor in De Duif.

Eerste lezing: Lucas 7: 36 - 49

Een van de farizeeën nodigde hem uit voor de maaltijd, en toen hij het huis van de farizeeër was binnengegaan, ging hij aan tafel aanliggen. Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat hij bij de farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie. Ze ging achter Jezus staan, aan het voeteneinde van het aanligbed; ze huilde en zijn voeten werden nat door haar tranen. Ze droogde ze met haar haar, kuste ze en wreef ze in met de olie. Toen de farizeeër die hem had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als hij een profeet was, zou hij weten wie de vrouw is die hem aanraakt, dat ze een zondares is. Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, ik heb je iets te zeggen.’ ‘Meester, spreek!’ zei hij. ‘Er was eens een geldschieter die twee schuldenaars had: de een was hem vijfhonderd denarie schuldig, de ander vijftig. Omdat ze het geld niet konden terugbetalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen?’ Simon antwoordde: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’ Hij zei tegen hem: ‘Dat is juist geoordeeld.’ Toen draaide hij zich om naar de vrouw en vroeg aan Simon: ‘Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven; maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haar afgedroogd. Je hebt me niet begroet met een kus; maar zij heeft, sinds ik hier binnenkwam, onophoudelijk mijn voeten gekust. Je hebt mijn hoofd niet met olie ingewreven; maar zij heeft met geurige olie mijn voeten ingewreven. Daarom zeg ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’ Toen zei hij tegen haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ Zijn tafelgenoten dachten bij zichzelf: Wie is hij, dat hij zelfs zonden vergeeft? Hij zei tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’
Kort daarop begon hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna – en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.

Tweede lezing uit de Angulimala Sutta van de Boeddha (samenvatting)

En in die tijd was er een bandiet in het koninkrijk van Kosala, die Angulimala heette en wreed was, met bebloede handen, die toegewijd was aan moord en vernietiging, zonder genade voor levende wezens. Voortdurend vermoordde hij mensen en hij droeg een ketting van aaneengeregen vingers.
De Gezegende vertrok op de weg die naar de bandiet Angulimala leidde. De bandiet Angulimala zag de Gezegende van verre aankomen en toen pakte hij zijn zwaard en schild, bond zijn boog en pijlkoker om en rende de Gezegende op korte afstand achterna. En toen verrichtte de Gezegende zo'n prestatie van magische kracht, dat de bandiet Angulimala, zo hard lopend als hij kon, niet in staat was de Gezegende, die op een normaal tempo liep, in te halen. En Angulimala stond stil en zei tegen de Gezegende: "Stop, monnik, stop!" "Ik ben al gestopt, Angulimala. Stop jij ook eens!". En zij spraken elkaar in vers toe:

"Voor altijd gestopt ben ik, Angulimala,
voor alle wezens heb ik geweld afgezworen.
Maar jij bent onbeheerst jegens levende wezens;
daarom ben ik wel gestopt en jij niet."

"Eindelijk dan, is deze hoogvereerde Wijze,
naar dit bos gekomen om de waarheid te vertellen.
Het vers over de waarheid heb ik nu gehoord,
en ik zal verder leven met het kwade opgegeven."

Zo sprekend, nam de bandiet zijn wapens,
en wierp ze in een kloof, een afgrond, een ravijn.
En hij vereerde de voeten van de Gelukkige,
en verzocht daar, op die plek, om de thuisloosheid.

En de Boeddha, de Wijze vol mededogen,
die leraar van de wereld, met al haar goden,
zei toen tegen hem: "Kom, monnik."
en zo was het dat de bandiet een monnik werd.

Tekst van het lied 'Eerste en laatste' dat we voor en na de overweging zongen:

Wat ik gewild heb,
wat ik gedaan heb,
wat mij gedaan werd,
wat ik misdaan heb,
wat ongezegd bleef,
wat onverzoend bleef,
wat niet gekend werd,
wat ongebruikt bleef,
al het beschamende,
neem het van mij.

En dat ik dit was
en geen ander
dit overschot van stof van de aarde:
dit was mijn liefde.
Hier ben ik.

Overweging

Toen ik een paar jaar geleden in Thailand was, zag ik in het klooster waar ik verbleef, voor het eerst een lotusbloem, een bloem die wel wat lijkt op pioenrozen die ik hier heb neergezet. Bij ons in het westen staat de roos voor de liefde, in het boeddhisme staat de lotusbloem voor onvoorwaardelijke menslievendheid, voor verlichting. Een roos heeft doornen en dat geeft aan dat liefde niet zonder pijn kan bestaan. Een lotusbloem is geworteld in de troebele modderige water van onwetendheid en lijden. Ze groeit boven de modder uit, ontvouwt zich net zo mooi als deze pioenrozen.
De lotusbloem laat ons zien dat we met onze voeten in de gebrokenheid van ons bestaan kunnen staan, dat schoonheid en zuiverheid de worteling in duistere gronden niet schuwt.

Het prachtige lied dat we net zongen zegt iets soortgelijks. Het vraagt ons om onder ogen te komen waarin we tekort schoten, waarin we faalden, wat je misdaan hebben. Ditzelfde overschot van stof van de aarde, ditzelfde overschot - dit was mijn liefde. Hier ben ik.

Hier ben ik, zegt de vrouw, stof van de aarde, hier ben ik en ze ligt aan de voeten van Jezus, en ze huilt. Ze huilt en wast zijn stoffige voeten. We weten niet hoe ze is binnengekomen, waarom haar werd toegestaan te doen wat ze doet. Jezus zegt dat haar liefde maakt dat haar zonden zijn vergeven. Ze wordt een zondares genoemd, die in het openbaar berouw toont door zich aan de voeten van Jezus te werpen. Blijkbaar geldt het als onfatsoenlijk of onrein om aangeraakt te worden door een zondares. De Farizeeër ziet het als een bewijs dat Jezus niet veel voorstelt, anders had hij de vrouw wel afgewezen.
Maar Jezus keert alles om, hij laat zien dat hij weet wie ze is, en dat hij waardeert wat ze doet, hij accepteert haar liefkozingen. Sterker nog hij lijkt de Farizeeër te berispen. De Farizeeër heeft weinig liefde betoont en Jezus niet geëerd door hem de voeten te wassen. Maar misschien is dit niet zozeer een schrobbering aan het adres van de Farizeeër, als wel een simpele constatering van Jezus. Wie weinig vergeven is, betoont ook weinig liefde. Keurige mensen die nooit iets fout doen hebben ook weinig innerlijke rijkdom.
De Dalai Lama zegt dat er twee omstandigheden zijn die maken dat je geen compassie kunt opbrengen voor een ander. De eerste situatie is als je te veel ellende meemaakt, als je alleen maar in de overlevingsstand kunt staan en vanuit je lijfsbehoud kunt reageren – dan kun je geen begrip en mededogen voor anderen opbrengen. De tweede situatie is als je alles voor de wind gaat. Als alles je goed gaat, begrijp je niet wat een ander meemaakt. Je snapt niet wat pijn en tegenvallers met een mens doen en wat een kat in het nauw voor rare sprongen kan maken. Als je zelf nooit een scheve schaats gereden hebt, hoe kun je een anders vergrijp dan aanvaarden? Jezus zegt: we moeten het van de zondaars hebben, van de zondaars die zich bekeren. Zij betonen de meeste liefde.

Gaan we naar het verhaal van de Boeddha. Het is een lang verhaal en ik heb er een samenvatting van gemaakt. Het gaat over hoe de bandiet Angulimala, wat ‘vingerketting’ betekent tot inkeer komt. In de verteltraditie is het verhaal nog veel mooier gemaakt met 999 vingers aan zijn ketting van 999 slachtoffers, terwijl hij gezworen zou hebben er 1000 te doden. De Boeddha bood zich als 1000ste slachtoffer aan maar het lukt Angulimala niet hem te benaderen. Ik heb de tekst uit de originele canon van het boeddhisme gehaald, uit de Sutta’s. U proeft de gedragen stijl van de Sutta er nog in. Wat zegt het verhaal ons? Dat er een bandiet was voor wie iedereen bang was, behalve de Boeddha. Hij ging naar hem toe om hem te laten stoppen met moorden. Ook de Boeddha staat, net zoals Jezus, bekend om zijn wonderen. Angulimala kan hem niet inhalen, hoe hard hij ook rent. Dan onderbreekt hij zijn poging en begint te vragen. De Boeddha is niet bang en hij veroordeelt de bandiet niet, hij vraagt hem alleen maar te stoppen met
wat hij doet. Deze simpele vraag doet Angulimala tot bekering komen, maar het zal zeker ook Boeddha’s onverschrokkenheid zijn geweest, zijn zachtmoedigheid, zijn acceptatie die indruk maakte. De Boeddha is, net als Jezus, niet bang om vol liefde met een misdadiger om te gaan.
Ook hier werpt de zondaar zich aan de voeten van de meester. Hij verzoekt om de thuisloosheid, dat wil zeggen om een bestaan als monnik. En de Boeddha accepteert hem, hij accepteert de zondaar, want wie veel liefde toont wordt veel vergeven.

Hoe lastig is het voor onszelf om te kijken naar de dingen die we onbedoeld verkeerd doen, laat staan naar dingen die we bedoeld, met haat, deden. Hoe lastig is het om je fouten onder ogen te zien, echt te onderkennen hoe verkeerd je gedrag was en om de gevolgen ervan onder ogen te zien. Zo durven kijken gaat gepaard met verdriet, en soms ook met berouw of wanhoop.
Wat we normaal gesproken doen is snel proberen onze fouten weg te poetsen. We ontkennen ze, want het is ons overkomen – zeggen we, zo zijn we nu eenmaal. Of sterker nog, we zeggen dat wij er niets aan konden doen, dat ons gedrag is veroorzaakt door een ander. En dat is zeker onzin, ons gedrag is nóóit veroorzaakt door een ander. Het kan uitgelokt zijn of opgejut, maar wij zijn vrij en dus altijd verantwoordelijk voor alles wat wij zelf doen. Besef dat wat je alles wat je buiten jezelf legt, je van binnen verhardt.
Het mooie is dat er geen oordeel wordt geveld, niemand krijgt de schuld toegewezen, niet door Jezus, niet door Boeddha. Stop, zegt de Boeddha, stop met de agressie – dat is het enige dat van belang is. Ga in vrede, zegt Jezus. Je hebt gedaan wat je hebt gedaan, jouw acties hebben veroorzaakt wat ze hebben veroorzaakt. Ongetwijfeld zal dat zijn gevolgen hebben. Zo vertelt het verhaal dat Angulimala als monnik nog heel wat slagen te verduren krijgt van de mensen die hij angst heeft aangejaagd. Maar hij toont geen nieuwe agressie meer, en langzaam raakt alle agressie bij anderen ook uitgewoed. Schuld en boete is zinloos.

Deze mooie verhalen zijn verhalen van hoop voor de verschoppelingen. Niet alleen voor hen daar, maar ook voor ons hier, voor al die keren dat we iets deden waar we niet trots op zijn. Wat ik mooi vind aan beide verhalen is dat het zo simpel is om te stoppen met wat jouzelf en jouw naasten schaadt. We hoeven ons niet angstvallig aan de wet te houden en braaf de letter van de Schrift na te leven om goed te leven. We hoeven geen examen af te leggen voor we ons kunnen bekeren. Van binnenuit stort onze harde verdedigingsmuur in als we de ware compassie ervaren. Als je smelt besef je dat jij het bent die fout zat. Alles wat je tot verharding neigt, het hoeft niet. Laat de kramp die je ego is los, geef je over aan de fundamentele compassie die ieder van ons in zicht heeft. We kunnen stoppen met rennen, stoppen met agressie en vechten, we kunnen smelten in tranen en ons hart open laten gaan om thuis te zijn in thuisloosheid.

Onderken wat je gewild hebt, wat je gedaan hebt, wat je misdaan hebt. Zie om naar wat ongekend bleef, wat onverzoend bleef, wat ongebruikt bleef en al het beschamende valt van je af.
Wij kunnen fundamenteel vertrouwen op de liefde, op de fundamentele menselijkheid, op God in ons.
Je kunt altijd stoppen met agressie of boosheid tegen anderen, met geweld tegen je eigen zachtaardige natuur – en dan komt je goddelijke natuur tevoorschijn zoals de pioenroos zijn duizenden blaadjes ontvouwt.

Denk aan de lotusbloem, die het drek van het leven heeft omgezet in voeding, dankzij al het beschamende komt zij tot bloei.
… dit overschot van stof van de aarde,
dit was mijn liefde,
hier ben ik.

Amen


19 mei 2013 - Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden
Diana Vernooij ging voor met Pinksteren 2013, samen met Farida van Bommel-Pattisahusiwa en Anne-Marie Zaat.

Openingstekst, Peter van Uhm op 4 mei op de Dam

“Wie dient, denkt niet alleen in ‘ik’,
wie dient, denkt niet alleen in ‘zij’,
wie dient, denkt ook in ‘wij’.
Daar begint de overwinning op het onrecht.
Want vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid,
een betere wereld, die maak je samen.”

Eerste Lezing uit Handelingen 2:1-24

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’

Tweede lezing uit de Koran: 30:22, 35:28, 49:14, Ingeleid door Farida van Bommel-Pattisahusiwa

Na kerst en pasen is pinksteren het eerste feest dat tintelt en bruist omdat het uitdaagt tot de viering van diversiteit en inspiratie. Het geeft ook een belangrijke boodschap: de heilige geest discrimineert niet, maar inspireert tot het spreken in tongen, tot het vinden van woorden voor onze liefde en sympathie voor elkaar..
De heilige geest kent de Koran ook (Rűhu’l-Qudűs) en de Koran kent de heilige geest: die openbaart en inspireert: ‘En tot Zijn tekenen behoort ook de schepping van de hemelen en aarde, en de verscheidenheid van uw talen en huidskleuren. En dit zijn zeker tekenen voor mensen die willen begrijpen..’ (30:22) dat wordt nog een keer herhaald: ‘Ook mensen, beesten en vee zijn van verschillende kleur..’ (35:28) en dan komt het vers dat een begint maakt met de uitleg van het mysterie van onze verschillen:
‘O mensen, Wij hebben u uit een man en een vrouw geschapen en wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat u elkander moogt kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder u is de eerwaardigste bij Allah. Voorwaar Allah is Alwetend, Alkennend.’ (49:14).

Allah heeft verschillende volkeren geschapen, opdat we elkaar leren kennen en van elkaar kunnen leren. Accepteer elkaars eigenheid en werk van daaruit aan een gezamenlijk doel gebaseerd op liefde en barmhartigheid.
De Koran moedigt ons ten eerste aan de ander te leren kennen en de meest beschaafde manier is door middel van dialoog. De Koran ontkent de verschillen niet. Die verschillen zijn er juist om elkaars nieuwsgierigheid op te wekken en om van elkaar te leren. En je kunt alleen van elkaar leren als je bewust met elkaar omgaat.

Vredeswerk kan werken als we elkaars eigenheid en verschillen accepteren en van daaruit samen werken aan een gezamenlijk doel. We hebben al zoveel kansen voorbij late gaan, laten we pinksteren als kans zien; een kans om een stap naar elkaar toe te doen en de heilige geest in elkaar te herkennen..

Overweging

Adres Onbekend, een tijdje geleden werd dat prachtige toneelstuk hier in de Duif gespeeld door onze eigen Harris Brautigam en zijn compaan. Misschien was u erbij. Het stuk liet zien hoe een vriendschap eind jaren ’30 drastisch veranderde en uiteindelijk op haat en dood uitliep, doordat er ineens één kenmerk van een van de vrienden allesoverheersend werd: het joods zijn tegenover het ariër zijn.

Zo gaat het met oorlogen en genocides. Er zijn onlusten, die breiden zich uit, er zijn felle gevechten die uitlopen op een genocide, zoals tussen de Tutsi’s en de Hutu’s in Ruanda. Als er ook nog eens rebellen zijn en bovendien veel rijkdommen in de grond zitten is een wereldoorlog geboren, zoals nu in Afrika rond het Grote Merengebied – met 9 betrokken Afrikaanse landen en 3,8 miljoen doden sinds 1998.

De motor van een dergelijk conflict is altijd de angst voor de vijand. Omdat ik bang ben dat jij mij zult vermoorden, vermoord ik alvast jou, of je familie. De motor van oorlog is de angst voor iemand van wie een paar kenmerken zijn uitvergroot: de afkomst, of het land en de familie, of de religie: de joden, de moslims.
Van mensen wordt één kenmerk allesbepalend. Met dat kenmerk hoort die persoon tot een “zij”, hij hoort niet meer bij ons, niet meer het “wij”. Het joods of moslim zijn, het tutsi of hutu zijn is ineens het enige dat telt. En omdat ik bang ben heb ik geen contact meer met jou en durf ik jou als persoon niet meer te waarderen. Ik heb geen echt beeld meer van jou, en de afstand voedt de angst.

Het enige wat dat patroon doorbreekt is als mensen naar elkaar gaan luisteren en elkaar begrijpen, elkaar accepteren in hun anders-zijn en hun angst voor elkaar verliezen. Dat is vredeswerk, dat is doorbreken van oorlog.

We noemen het naastenliefde in het Christendom, Jezus noemt het het grootste gebod: Heb uw God lief met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand– en het tweede gebod is eraan gelijk: Heb uw naaste lief als uzelf.
Naastenliefde kan alleen ontwaken als we de verschillen overbruggen in contact. Saamhorigheid en naastenliefde gaan hand in had. Zonder ons vermogen tot inleving in de situatie van andere mensen kunnen we geen saamhorigheid ontwikkelen, geen compassie, geen naastenliefde voelen. Dan zijn we eenzame egoďsten die een ander inzetten voor eigenbelang – en bang zijn om ingezet te worden voor de belangen van een ander.

In de menselijke verhoudingen word je vroeg of laat met jezelf geconfronteerd. Vrede met jezelf is belangrijk. Als je jezelf afbreekt of veroordeelt – hoe kun je ooit voor een ander compassie voelen? Als je vrede weet te sluiten met jezelf en je je verzoent – dan kun je meer begrip hebben voor anderen. Dan hoef je geen wraak te nemen als je je ketenen verliest. Wraak is geen onderdeel van de vrijheid – het is nog steeds een voortvloeisel van de oorlog in de hoofden van degene die wraak nemen. We kennen de verhalen van de wraak na de bevrijding: de meisjes die werden kaalgeschoren omdat ze met een Duitser hadden verkeerd, de NSB-ers die werden gemarteld en gedood. De grote kunst is na het herstel van scheve verhoudingen, het ‘wij’ uit te breiden tot iedereen.

“Wij verstaan elkaar”, als jij en ik dat tegen elkaar zeggen bedoelen we niet dat we allebei Nederlands spreken. Als ik over jou en mij zeg: “wij verstaan elkaar”, dan is dat een prachtige uitdrukking om te zeggen dat ik me begrepen voel door jou, en dat dat wederzijds is. Wij herkennen elkaars levensinstelling, we voelen compassie met elkaars problemen en oplossingen, we voelen ons bevestigd en verbonden.

Dat is het thema van deze viering: Wij hoorden het allen in onze eigen taal spreken over Gods Grote daden. Het is een citaat uit de tekst die we lazen. Met Pinksteren hoorden alle aanwezigen daar op straat in Jerusalem de apostelen in zijn eigen taal spreken. Zij verstonden elkaar, en dan gaat het niet om woordentaal. Er is natuurlijk niet een goddelijke Duif neergedaald die wat de leerlingen zeggen simultaan voor iedereen vertaalt in hun eigen landstaal. Wat er gebeurde is dat ze werden begrepen, er was verbinding.

Tot Pinksteren hadden de vrienden van Jezus, zijn volgelingen en leerlingen, verscholen bijeen gezeten Jezus’ dood – ze hadden geen antwoord op de vraag wat ze in vredesnaam moesten doen.
Maar dan is er plotseling een omslag. Er gebeuren twee belangrijke dingen:
De leerlingen kregen de Geest, letterlijk, ze hadden hun antwoord, hun bestemming gevonden. Ze barsten uit in vervoering. Later gaan ze rondtrekken om het allemaal uit te leggen. Hier spreken ze nog in tongentaal, in euforische kreten.
En het tweede wonder is dat de omstanders hun hart hiervoor open stelden. Niet iedereen, sommigen waren cynisch. Maar velen hoorden en begrepen wat de apostelen bezielden.

Wat voor verstaan is dat nou? Het is het begrip van “wij verstaan elkaar”. Ze voelden aan dat er een antwoord was op een brandende vraag van die tijd. De apostelen geven een antwoord op vragen waar velen mee zaten. Er is onderdrukking door de Romeinen, maar de verlosser die gekomen was, kwam niet om de keizer te onttronen. Dat was het besef: zijn koninkrijk was niet van deze wereld – en ineens werd dat verstaan en herkent: Ja. Er brak nieuwe menselijkheid door: openheid, inspiratie, verlossing, moed, uitkomen voor je geloof, juist ook als je leraar smadelijk is vermoord., dat was het juiste antwoord op de vragen van de tijd.

Er zijn vele bewegingen geweest die het juiste antwoord gaven op de vragen van de tijd. Er is een ideaal, gecombineerd met een duidelijk ‘nee’ tegen onrecht, ‘nee’ tegen het oude – dat aanspreekt. Er is een uitweg, het is al geboren, het komt eraan, het is een radicaal andere weg die we kunnen gaan.
Tal van bewegingen gaven in de geschiedenis een antwoord op een crisis, en juist omdat dat door velen werd herkend en beaamd groeiden er nieuwe ontwikkelingen. De vluchtkerk is misschien de aankondiging van zo’n beweging en Occupy was het. Voor mij persoonlijk veranderde de vrouwenbeweging mijn leven. En nu vandaag hebben we de interreligieuze beweging en de vredesbeweging hier in deze viering centraal gesteld.

Ik denk dat de nieuwe beweging in religieus samenkomen, de nieuwe beweging in vrede staat voor “het nieuwe wij”. Het nieuwe wij gaat voorbij de zij-wij tegen-stellingen en wil echt contact maken met wat onbekend is.
Een nieuw wij, een nieuwe solidariteit met mensen van de groep die nu nog “zij” zijn: de moslims tegenover de christenen, de oorlog ver weg. Als we straks een vredesduif schenken aan de groep vredesvrouwen van Afrika horen zij tot ons “wij”.

De Koran zegt dat God expres verschillende groepen en religies heeft gemaakt opdat wij van elkaar zullen leren. Laten we dat ter harte nemen en Pinksteren laten ontstaan in ons eigen hart: de Heilige Geest is erin neergedaald. De Geest zorgt voor verbinding tussen jou en mij, er is geen ‘zij’ meer, er is alleen een alles omvattend ‘wij’.
De deuren zwaaien open en wij stappen in dat grote brede verbindende “wij”. Laat deze begeestering van onze God, hoe we hem of haar ook noemen, onze angst en ons zelfbehoud doorbreken. Laten we elkaar ontmoeten en die saamhorigheid ontwikkelen.
Amen.

Zegenwens door Farida

O Allah! Geef ons de kracht om van geloven in eigen kring en interreligieuze dialoog tot een menselijke vorm van samen leven te komen.

U heeft een bedoeling met al die verschillende levensbeschouwelijke overtuigingen. Leer ons hoe we in die veelheid elkaar leren erkennen en herkennen. Leer ons elkaar te leren verstaan.
Laten we vanuit dat verstaan beseffen dat God zich niet enkel te kennen geeft in het bekende, maar ook in het vreemde, in de eigen ruimten, waar mensen dankzij hun verscheidenheid samenkomen en het gesprek gaande houden.’
Als wij elkaar hier en op straat verstaan verdwijnen karikaturen en onverstaanbaarheden en wordt ruimte geschapen om met elkaar kennis te maken, te eten en te feesten. Laat onze dialoog, ook de interreligieuze, beginnen in het leven van alledag.
U heeft ons geďnspireerd om samen in een dienst als deze bij elkaar te komen! Laten we hier kracht en hoop uit putten en die geven aan verbondenheid in het dagelijks leven.

Bârakallâu fîkoem, Allahoemma bârik lanâ fîmâ razaqtanâ waghfir lanâ varhamnâ.

Moge de Schepper u allen zegenen. O Allah! O God!
Laat hetgeen waarmee U ons voorziet voor ons een zegen zijn,
schenk ons Uw vergiffenis en schenk ons Uw genade.
Amen


3 maart 2013 - Alles wat je aandacht geeft groeit
Diana Vernooij ging voor op de 3e zondag in de Passietijd voor Pasen.

Eerste lezing: Lezing uit de Dhammapada 1-6, teksten van de Boeddha

  • 1
    Dingen worden door geest voorafgegaan:
    de geest is hun leider, daar komen ze vandaan.
    Als men spreekt of handelt met een corrupt hart,
    volgt lijden op de voet, als een karrewiel het paard.
  • 2
    Dingen worden door geest voorafgegaan:
    de geest is hun leider, daar komen ze vandaan.
    Als men spreekt of handelt met een zuiver hart,
    is geluk als zijn schaduw, die hem nooit verlaat.
  • 3
    “Hij schold me uit! Hij sloeg me!
    Hij bedwong me en beroofde me!”
    Vijandigheid komt niet tot rust
    in wie aldus verbitterd is.
  • 4
    “Hij schold me uit! Hij sloeg me!
    Hij bedwong me en beroofde me!”
    Vijandigheid komt tot rust
    in wie niet aldus verbitterd is.
  • 5
    Vijandigheid wordt niet
    door vijandigheden gestild:
    vriendelijkheid stilt vijandigheid.
    Dit is een waarheid die eeuwig is.
  • 6
    Er zijn mensen die niet zien
    dat wij een keuze hebben.
    Maar zij die dit wel begrijpen,
    leggen vervolgens hun ruzies bij.

    Tweede lezing:Lezing uit de brief van Paulus aan de Galaten 6:7-10

    Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Wie op de akker van zijn zondige natuur zaait oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait oogst het eeuwige leven. Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.

    Derde lezing: Het verhaal van de twee wolven

    Haar kleinzoon was razend op een vriendje omdat deze hem onrecht had aangedaan. Zijn oma zei hem: "Ik heb ook vaak haat gevoeld tegen mensen die me pijn deden, als ze geen spijt hadden voor wat ze deden. Maar haat maakt je lam en doet je vijand niets. Het is zoals zelf gif innemen en hopen dat je vijand sterft."
    En zij vertelde hem de volgende gelijkenis: "Binnen in mij leven twee wolven, de ene is goed en doet niemand kwaad. Hij leeft in harmonie met alles wat om me heen is en heeft aandacht voor de zwakheid van anderen. Hij is vriendschappelijk en ruimhartig.
    Maar de andere wolf, die zit vol met woede en de kleinste dingen wakkeren zijn vechtlust aan. Hij vecht tegen iedereen, altijd. Hij kan niet goed denken omdat zijn woede en haat hem opjutten. Toch helpt zijn woede hem niet, want hij blijft maar boos. Soms is het moeilijk om met deze twee wolven in mezelf te leven, want allebei proberen ze de baas over mij te spelen."
    De jongen luisterde ademloos naar zijn oma en vroeg: "Welke wolf gaat winnen, oma?" Oma lachte en zei: "De wolf die ik te eten geef".

    Overweging

    Op mijn werk had ik een medewerkster die een tijd uit de running was geweest en die een paar uur per dag weer terug was in het werk. Toen ik vroeg hoe het ging begon ze op te sommen wat er allemaal niet ging. Ze werd er somber van en vroeg zich hardop af of ze ooit weer de oude zou worden. Ik vroeg haar wat er wel allemaal goed ging. Ze keek me aan, bloeide op en zei: “Wat een leuke vraag” – en vertelde vervolgens wat er allemaal goed ging. Ze vertelde ook wat er beter ging dan de week ervoor – en voor ze het wist was ze optimistisch gestemd over de toekomst.
    Wat je aandacht geeft groeit.

    De allereerste zin in de Dhammapada, het boek van de Boeddha dat het meest tegen het Bijbelboek Wijsheid aan ligt, die eerste zin is: “Dingen worden door geest voorafgegaan, de geest is hun leider, daar komen ze vandaan.”
    In gewone Nederlandse taal: je gedachten creëren je ervaringen. Het is het zie-je-wel effect. Verwacht je aardige mensen te ontmoeten – je zult aardige mensen tegenkomen. Verwacht je mensen te ontmoeten die gemeen zijn en je willen bedriegen – je zult mensen ontmoeten die je willen bedriegen. Verwachtingen maken dat je jezelf een gekleurde bril voorzet: dat waar je geen oog voor hebt, zal je veel minder snel zien. Zie je wel, de wereld is zoals ik had verwacht dat het is.

    Joris Luijendijk vertelt in zijn boek “Het zijn net mensen” over de eerste keer dat hij in vluchtelingenkampen kwam. Hij verwachtte er vele slachtoffers te zien van de ramp die zich voltrok en inderdaad hij zag allemaal slachtoffers die heel erg zielig leken. Maar na een paar keer kwam hij een kamp binnen en riep heel vriendelijk: “hello everybody”. Toen kreeg hij een vriendelijk antwoord van de mensen, ze zeiden hem ook gedag en hij zag iets veranderen in de gezichten van de mensen. Diezelfde massa van slachtoffers bleken individuele mensen te zijn, met heel verschillende verhalen en reacties.
    De wet van de aantrekking, noemde Carolien het in de voorbereiding op deze viering. Wat je overtuiging of verwachting is, dat komt ook naar je toe. Of beter, dat pik je eruit. De rest zie je niet meer.
    Ga staan in de ervaring die je wilt verwerkelijken. Wil je in contact komen met aardige mensen, ga ervan uit dat de mensen die je ontmoet aardig zijn, dan zal je ze ontmoeten. Als je nog krachtiger wilt worden, ga dan uit van wat er krachtig is. Als iets heel váák fout gaat, gaat het dus ook sóms goed. Er gaat altijd veel meer goed dan de meeste mensen geneigd zijn te zien. En als je kijkt naar wat er goed gaat, wat doe je dan? Uit wat er goed gaat kun je de kracht halen om je problemen aan te kunnen.

    “Wie op de akker van zijn zondige natuur zaait oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait oogst het eeuwige leven. Laten we dus het goede doen.”
    Deze zinnen uit de brief van Paulus klinken mij in eerste instantie als een dreigement in de oren, als het uitspreken van hel en verdoemenis over de mensen. We moeten goed doen, want anders zwaait er wat.
    Maar we kennen de kerk: ‘onze zondige natuur’ is nogal negatief beladen geraakt door de geschiedenis, alsof al onze natuurlijke neigingen fout zijn. En de akker van de Geest, dat heeft ook erg onaardse associaties gekregen. We kunnen zo’n tekst bijna niet meer neutraal lezen. Maar als nu even geen aandacht besteden aan de weerstand die deze termen in ons oproepen: als we hel en verdoemenis weghalen, wat gebeurt er dan?
    We zien dan een natuurwet tevoorschijn komen: “Wat een mens zaait zal hij ook oogsten.” In zijn brief aan de Corinthiërs zegt Paulus het zo: “Wie karig zaait zal karig oogsten. Wie overvloedig zaait zal overvloedig oogsten.” Je krijgt terug wat je hebt gegeven, en dan ook nog eens in veelvoud. Kijk maar eens naar het verhaal van de twee wolven. Is dat niet hetzelfde: de ene boze wolf voeden, is dat niet hetzelfde als op de akker van je zondige natuur zaaien? En de andere aardige wolf voeden: zaai je dan niet op de akker van de Geest?
    Een glimlach in de morgen schenkt je vreugde in de namiddag. Geef je voeding aan je haat voor degene die je slecht behandeld heeft? Kun je niet vergeven? Dan blijft die wolf in je grommen. Geef je voeding aan de wolf van vergeving en zachtmoedig-heid? Dan groeit je ruimhartigheid en vriendelijkheid. Boosheid groeit door boze aandacht, en wordt gestild door vriendelijke aandacht. “Laten we dus, in de tijd die ons rest, voor iedereen het goede doen” zegt Paulus.

    Aandacht geven is een wonderlijk fenomeen. Een kind wordt getroost als het aandacht krijgt als het gevallen is. Een kusje op een pijnlijke plek doet wonderen.
    Het lastige is dat we als we groot zijn we nog steeds met een kusje van onze ellende verlost willen worden. We willen de haat, de boosheid en de pijn weg hebben. Daarom neigen we het weg te drukken, het helemaal geen aandacht te geven. Weg-gedrukte woede kan mensen opvreten, niet verwerkt verdriet maakt mensen bitter. We geven het te weinig aandacht. En dan groeit het ook. Alles wat er is wil gezien en gekend worden, alles wat ís wil aandacht. En juist liefdevolle aandacht lost schrik en angst op, het lost verstarring op. Aandacht heeft een heel vriendelijke kant.

    Misschien zit hier de kern van de zaak, gaat het om het soort aandacht dat je geeft. Aandacht voor het negatieve moet geen voeding geven aan het negatieve, het moet de woede en de haat niet versterken. Laten we aan de wolven denken en niet meer zeggen dat “alles wat je aandacht geeft groeit”, maar “alles wat je voedsel geeft groeit”. Je kunt dus wel degelijk aandacht hebben voor het negatieve, voor boosheid, voor problemen, voor pijn, zolang het maar niet het soort aandacht is die al dat negatieve voedt en versterkt.

    “Vijandigheid wordt niet door vijandigheden gestild: vriendelijkheid stilt vijandigheid. Dit is een waarheid die eeuwig is.”
    Ik sluit me nu af met deze prachtige zin uit de Dhammapada. We hebben deze serie zondagen voor Pasen niet voor niets “De onstuitbare kracht van het goede” genoemd. Vriendelijke aandacht is zo’n onstuitbare kracht. Vriendelijke aandacht lost woede en haat op, vriendelijke aandacht laat je de goede kanten van het leven zien, vriendelijke aandacht opent deuren: “Hello everybody”.



    Wil je meer lezen, klik door naar Overwegingen 2012.